De wereld, met mate

Wat is er vandaag in de aanbieding onder de zon, die niet weet van de koude in de lucht? Een bijna overrijpe avocado, nieuwe oude stereoklanken, enig inzicht in wat er leeft, al dan niet met willekeur, het menu voor komende week, aan te vegen vloeroppervlakken, de gebruikelijke pyrrusoverwinning, niet alles hoeven opbiechten, de leftovers van de jeugd van tegenwoordig, luie reizen voor ogen en oren, en het verdwijnen van onbelaste tijd. 

zagen, slijpen, schaven…

Houd moed…

al is ’t maar in je schoenen!
Het bestaan vieren, omdat je weet dat het enig en eindig is.
Je vergeet, verwart en verzachtachteraf lijkt alles klaar
Eventuele sleur is toch dragelijker in gezelschap.

123koningen

en maar door eten om die boon te vinden; het is het oude verhaal
niet verborgen in wat wordt ingenomen, groeit het in wat uitkomt
water! spoel het weg, de geur van verderf, de gesproken woorden 
voorbij de uiterste datum van houdbaarheid gekookt en verteerd

de sesamzaden geplant, gegroeid en geoogst, gemalen en verpakt
het leven van de boeren, dag na dag, jaar in jaar uit, voor ons gemak
opdat je het op je brood smeert, met appel eet, de pot uitlikt, soi

scheet

Machinaties

Wat doet je bewegen, je handen en voeten, je tong en ogen, wat is het licht dat er schijnt en schaduwen werpt? Je geurt en klinkt, verplaatst de wereld en jezelf erin, geeft al dan niet bedoeld warmte, dag en nacht, voelt aan, slaat af, neemt en geeft.

machinerie

Stroomafwaarts

In een kringloop gaat het water ook hier nu; met gebruikt hout om het tijdelijke, grijs gegronde paneel te ondersteunen. Het is nog lang niet klaar en achterstallig onderhoud dreigt bij voorbaat. Alsof we niet aan betere spullen en menskracht konden komen.

Aan de monding van de Maas, Waal, Merwede, Lek, Rijn, Rotte, Hollandsche IJssel ook, is een stroom van woorden op z’n plaats, als dam tegen verzilting, droogte, afkalving, verzanding. Je drijft mee, of roeit er tegenin. Het legt geen zoden aan je dijk.

We koken alle bugs eruit, daarbij zien niet onze vingers of mond te branden, het gemeenschapsgeld in de perilexovens, of de rekening voor de buren. Hebben we het uiterste gedaan, kan de verantwoordelijkheid gedragen worden?

eenmeterkast

Heeft ’n mens ook recht op domheid? Mag ie zich onverantwoord stom gedragen en absurde dingen doen, de boel verkloten en er een enorme puinhoop van maken, ongelukken en rampen veroorzaken, kwetsen en kwellen, omdat het zo ‘ons eigen is’?
Omdat je beter zou kunnen weten, wij en zij, ik en jij. 

Vieren met mais en gerst, op het lang te leven, de geplukte vruchten, het zout aan je lippen, niemand wordt aangehaald, van alles wordt geveeld, uitgebloeide bloemen worden nog niet buiten gezet. Meer en meer woorden, minder en minder waarheid.

nog geen tachtig seconden

Naar de knoppen

Heel wat afgelopen, genoeg gekletst, koffie geleut. 
Peanuts!

Gemuts, getut, geneuzel, goed, te goed, ten goede.
Chocolaaaaaaa!

De zon scheen, achttien graden, rustig op de weg.
Telefoon! 😱

deze is voor alle complotdenkers, van Johannes B

Noordwaards

Ik was van de kaart, erin gekeken en gespeeld. Het kan in de pedaalemmer; het deksel functioneert. Wat als je afgezonderd op je eiland zit, alles alleen te klaren? Rondlopen en -fietsen tot middernacht zonder ergens te komen buiten het huiswerk. Er hoeft geen getuigenis geschreven te zijn, er moet geen bewijs geleverd worden, er zal geen onoverkomelijk gevolg uit voortvloeien.

Johannes B lacht er nog steeds om…

Dagen

Ik sta ouder op dan ik ben
’s Nachts leef je zonder lichaam
Totdat het je wakker maakt
Als het bloed niet meer stroomt

En als het kookt, de dag door
Het ene het andere overstemt
Is het verongelijkt andersom
Ben ik te jong voor dit leven

Wanneer in mijn goede zelf
Is het de vraag, een antwoord?
Het inzicht is niet het juiste
Zonder het passend handelen

Concreet

De mooiste jaren van je leven zijn degene die je nog niet geleefd hebt, aldus Victor Hugo. Dat is optimistisch, op z’n minst. Ik heb meer met enkele zinnen uit een gedicht van H.C. ten Berge:

‘Jakhalzen met zelfkritiek zijn onbestaanbaar,’ lees ik
in uw ‘Lof van de geringe eigendunk’.
    Ik verbrand subiet mijn kleren,
    scheer mijn hoofd, strooi as op mijn schedel
    en verscheur mijn papieren.

Geringe eigendunk is mij niet vreemd.
In een vlaag van vluchtig zelfvertrouwen
    lok ik dankbaar deze woorden uit mijn mond
    om een dichteres als u, Pani Wisława,
    passend, dus parlando te gedenken.

H.C. ten Berge (1938) uit: In tongen spreken (2020)

Ik gooi een glas om en scherven en inhoud blijken zich meer verspreid te hebben dan aanvankelijk gedacht, of had ik het toch verwacht, als eenmaal de dingen niet gaan zoals gewenst, achteraf, want er was geen hoop op iets dat als vanzelfsprekend niet hoefde te gebeuren. Voortdurend kaatst het leven tegen de voorvallen die als obstakels op een weg lijken te staan, al kan het evengoed een piste zijn, of een vormeloze geslotenheid.

Geen ruimte voor het geleden leed van de ander, dat onvoorstelbaar is. De benen er niet voor hebben, het licht komt niet ver genoeg, en de veroorzakers van wat er gaande is, blijven buiten de vergelijking, de dingen opgesteld volgens een eigen evangelie. Als het ijsberen gedaan is, de rondjes schier eindeloos gelopen zijn, hoeft er niets meer gehaald te worden. Ook de ellende houdt op te bestaan.