Rauw(e)kost

acht voor acht…

Nu al donkere dagen; het gaat ook zo goed met de wereld. Aan wat er hier in de moerassen gebeurt, moet je geen woorden vuil maken, maar elders is het toch vooral verschrikkelijk. ‘Mensen hebben geen eigen staat nodig, maar een eigen creditcard, en een plek om ongehinderd zonder al te opzichtige corruptie hun waren [red.] te verkopen…’ (A. Grünberg).

Zo is het leven, niets dan ijdelheid. Maar ik vermaak mij wel. Het is, was mooi weer, het vele geel (vooral) buiten ‘in ’t groen’.

Dat wij meest bezighoudt naast het huis(houden) zijn nieuwe, veelal wetenschappelijke, inzichten. Steeds meer van door mij gekoesterde waarheden blijken dat slechts half of in het geheel niet. Met het herlezen van mijn oude geschriften was de ontluistering al begonnen; wat een larie af en toe. Ik heb ooit geleefd als een fundamentalist en nu komen ze dat van elders me ook nog eens onder de neus wrijven.
Het begon deze week op de radio door een wetenschapper met het leggen van een verband tussen onze grote hersenen – zeven keer groter dan nodig zou zijn voor een wezen van onze omvang – en het koken van voedsel: daardoor zijn nutriënten uit het ons ter beschikking staande voedsel beter opneembaar en kunnen wij genieten van een volledig dieet. Onze darmen namelijk zijn al sinds de prehistorie juist kleiner in verhouding tot die van andere primaten. Er is sindsdien dus een basis gelegd voor de moderne mens; voorgangers van de homo erectus aten wellicht al een uitgelezen zeedieet met essentiële vetzuren, toen zij als een soort ‘wateraap’ langs de kusten leefden. Hart, lever, nieren, darmen, hersenen gebruiken allemaal veel energie, maar de hersenen zoveel, dat je door denken veel meer zou verbruiken dan door bijvoorbeeld joggen (schakers verliezen heel veel gewicht tijdens wedstrijden). Ik wist het wel; ik ben niet voor niks zo mager en altijd hongerig!?
Ooit zwoer ik bij rauwkost, maar obsessieve Duitsers die al jaren zo’n dieet volgen (niets wordt verhit), schijnen er niet best aan toe te zijn. Wat een geluk dat ik al lang geleden van mijn geloof ben gevallen. Zo komt wijsheid met de jaren. Hopelijk kan ik dat onze nazaten nog meegeven, opdat zij niet opnieuw het wiel hoeven uit te vinden. (Ik was echter zo eigenwijs, dat ik niets zomaar van iemand aannam en het zelf wilde ondervinden.)
En dan was er nog dit: ‘Liefdeshormoon bezegelt zakelijke transactie’. Als een vreemde je vertrouwt, komt een bindingshormoon vrij, en ben je sterker geneigd betrouwbaar te reageren. Het liefdeshormoon oxytocine smeedt een band van wederzijds vertrouwen. De hele handel drijft op het idee dat je op elkaar kunt rekenen. Sterker nog, hoe groter dat vertrouwen, des te beter is het gesteld met de welvaart van een land. Landen als Nederland, Noorwegen en Zweden scoren hoog op dat vlak. Hoe is het er gesteld met de liefde? Is dat hier niet te vertalen als de vleselijke vorm?