Opgeruimd

Staat netjes, vest, broek, alles in de zak. Ze komen van ver en blijven overnachten. Intussen aan de slag, er op uit. Eigen straatje schoon.
Je laat niet het achterste van je tong zien. Ze ruiken het wel. Een bord, een glas te veel? Te lang gestaan? Te veel sneeuw op de schep?
Van kwaad tot erger, de spanning te lijf met botte messen, het lawaai doet de oren tuiten, het licht priemt door de oogkassen.
Niemand wil slapen, het leven zit erin. Een gesel voor de onvermoeibare, die niet wil verstenen. Hoe lang nog?