Leest

Minutieus een dag beschrijven en zo een boek vullen; het is meer een stellingname dan een vertelling. Ik bedacht het mij gisteren bij het handen wassen met de laatste stukken zeep op de wastafel. Ernaast staat al een opnieuw gevulde handpomp klaar. Tegen de tijd dat anderen langs komen moet het op en weg zijn. 
Laat ik de gedachten het meest naar voren komen, dan kan het alle kanten op, dan vult de verleiding om er meer verhaal van te maken vanzelf de alinea’s. En wat doe je met de teksten die je leest, de fantasieën van anderen waarnaar je kijkt, de werkelijkheid van buiten of daaraan voorbij? Denk je nog na over constructie en structuur? Je gang kan lang en smal zijn, zonder deuren terzijde, slechts één aan het eind ervan. Die van de keuken?

Het is een manier en middel om je gedachten te verzetten, als vanzelf weg van de zorgen en lasten, of juist een gesel die je beboet, het zinloze en mislukte inwrijvend, geen streel van een derde hand, of een goed woord uit een ander hart. Intussen zijn de houterige bewegingen van het gepijnigde lijf een onregelmatig en hortend ritme onder de afleiding die je toegelaten hebt je dag te beginnen. Het is plichtmatig en halfslachtig, vrijwel alles.
Waarop het geschoeid is, achterkleinzoon van een schoenlapper en een kastelein, kleinzoon van een kledingverkoper en een boekhouder; dichterbij hoeft het niet te komen. Techniek is middel, nooit doel, zegt Paul Koek met een jongensstem over de klanken op een speeldoos vanuit mijn muziekbibliotheek, die ik steevast mijn ochtenden laat inkleuren. Het is altijd dansbaar, de tijd zit in je gestel, waar ook de belemmeringen en beperkingen huizen: geen huuropbrengst waarmee het pand te onderhouden valt. Dus verleen je diensten aan tweeden vanuit je eigen eenheid. 

Waar verdwaal ik nadat ik vastgesteld had dat we op een kruispunt staan, of zevensprong, of raakvlak van verschillende dimensies? Staan we dat niet voortdurend, maar zien we het niet, of negeren we het? De waan van deze dag is het werk dat je opslokt en meer de geschiedenis in sleurt dan het acht doet slaan op het grote gebeuren van heden en toekomst. Ongetwijfeld bepaalt het in enige mate de koers die je varen zal, maar wallen keren het schip, of de stroom voert je mee, zeker wanneer de brandstof op is en je geen zeilen hebt. Iedereen heeft hetzelfde excuus, overleven in je cultuur met eigen en de gehele natuur, vechtend tegen demonen, of als je minder gelukkig bent, honger, dorst, koude, parasieten, virussen, rovers, moordenaars, andere wilden, kortom de dood.

De pauzes tussen de arbeid gezeten aan het scherm, die de ledematen stram doet worden, de ogen vermoeit, en energie verbruikt, zijn te kort om bij te komen, op te laden, af te leiden en te herstellen wat kapot gaat, onzichtbaar, sluipend en onvermijdelijk. 
Wanneer ik mij opgemaakt heb om onze bestelde maaltijden af te gaan halen, word ik gebeld met mededeling dat mijn tas door iemand anders is meegenomen en of ik per se vandaag lasagne wil eten. Nee, morgen kan ook, beter blijkt zelfs, als we toch niet samen kunnen eten en we huiswerk blijven maken.
We glijden de nieuwe ‘dictatuur’ in met een beperkte lock-down en her en der verplichte mondkapjes; ik heb er de laatste week een op zak als ik boodschappen ga doen. Je kan slechts dromen van wat was, verscholen in je grot. Je ziet slechts de schaduwen op de wand.