Van kruikenzeikers en kalfschieters

De maffe merel in het zonnige gras zit onbeweeglijk, als in meditatie, z’n gele snavel geopend. Het is dat een dode vogel niet overeind zit, maar je zou ‘m levenloos kunnen vermoeden. Ik hurk op het pad en kijk, niet eens zo onopvallend. Dan fladdert ie wat en spreidt z’n vleugels, om vervolgens diezelfde verstarde houding terug aan te nemen.
Deze en andere blackbirds zijn hier in de tuin geboren en getogen en dulden ons een beetje. Ze gaan niet onmiddellijk op de vlucht zodra iemand hier verschijnt, tenzij ‘t te plotseling is. Ze houden een min of meer afgepaste afstand tot rechtopgaanden.

Zag ik gisteren de roze auto van die hindoestaanse dame met wie ik vorige week een (bijna) aanvaring had langs mijn weg staan? Ik heb niet op de gezichten van de vrouwen er omheen gelet, maar voor de zekerheid nam ik retour een andere route. Ze scheen mij het wraaklustige type en ik had haar even op de knieën gekregen. Misschien vond ze dat ook wel lekker; de gretigheid waarmee ze de confrontatie had opgezocht en de ongelooflijke volharding in haar overduidelijke ongelijk hadden me verbaasd.

Het schuine dak heeft een hoek die overeen lijkt te komen met die van de pyramide van Cheops. Heeft de architect de gulden snede toegepast? Het kan ook toeval zijn, of een graad schelen. Ik heb de juiste maten niet om het te kunnen berekenen. Het is mooi, maar heeft verder geen betekenis. Geen onzin over kosmische straling of energie, een magische betekenis van getallen, of buitenaardse inspiratie van de bouwers. Ik voel me er niet beter door.