Afgerond

De treden naar de tentoonstellingszaal, een kooi, de deur staat open. Misschien heeft ie nooit op slot gezeten. De sleutel hangt in de lucht.
Iemand heeft ‘m stiekem gepakt en uiteindelijk gebruikt,
misschien nog even teruggehangen.
Het is zo klein, zo onbeduidend in dit universum, in het heel en al.

Ik hoor de Winterreise bij voorkeur gezongen, niet geblazen en gespuugd. En in een andere omgeving, maar eventueel wel weer met zo’n zachte, warme vrouw aan m’n zijde. Misschien als huisconcert bij de pianist in Haarlem? Helemaal romantisch.

 

Vrij vers

In de nacht vecht en speel ik alles uit
In de ochtend begrijp ik hoe het is
In de middag houdt leven mij bezig
In de avond ben ik moe en verdrietig

In de winter ben ik geboren
In de lente groeide ik op
In de zomer leefde ik mij uit
In de herfst val ik terug

Is toeval poëzie of bestaat dichtkunst dankzij lotgevallen?
Als een plant zeldzaam bloeit en dan mijn geliefde komt
Ik hoop zo’n ontluiking spoedig nog eens mee te maken
Als wat jij doet de norm is, vertrouw ik mensen niet meer

Ik eet rucola kaal en rauw als groet aan tegenstaanders
Kan je je tijd verdansen, alleen of ook met een ander?
Bloed krúípt, waar het niet gaan kan; ’t komt er toch
Hoe je er een tenslotte eind aan maakt, zegt alles of niets

Windbloem

Buiten raast het leven voort
Hoe belangrijk kan dat nog zijn?
Staan we stil en waait of stroomt
de tijd langs ons heen, verweren we
en vallen we uiteindelijk om?
Ik was vandaag zo opgeruimd…

Je durft ’t niet te vragen

Waar is nou zo’n parallelle wereld,
waarin dit allemaal niet gebeurt,
waarin onze levens gezond en wel zijn?
Is er vast weer iets anders scheef.
Het is nooit goed en kan altijd beter.
Het is gesukkel, getob en getreur. 
Moed, kracht en souplesse,
had de goede vriend ons
nog ’s toe kunnen roepen,
ware het niet dat ie onder de grond ligt.
Het verdwijnt ons tussen de vingers,
uit de ogen, van het gehoor,
geuren vervliegen, de te verlijden tijd.

Herhiernamaalsman


Bij het bericht van het overlijden van Herman Moscoviter.

Ik zie je niet meer komen
met je transparante lagen
De werkplaats opruimen
heeft slechts zin voor mij
Wist van je beelden weinig
Je woorden zijn voorbij

Als broeders zijn gestorven
en zij in naam zo geheten
ons naar het leven staan
moeten in hout en leden
de ontklede lijven spreken
van alle kunst ontdaan

Inktzwam

Door of voor de dichters
van het huis groeit hij hier
Iedereen heeft ‘m gezien
en hij wordt bewonderd
Ik heb z’n naam opgezocht

In laat licht en de wolkenlucht
tracht ik mijn gemoed te peilen
Is het net zo donker en grijs?
De passie is lauw en stuurloos
Het hoofd pijnigt zichzelf weer

Gedachten lezen


Foto: Joop Reijngoud

Het is een droombeeld voor mij; op zich al, door de bloemen in de groene lucht. De trampoline is speels geluk, maar de muur erachter zowel beslotenheid als opgesloten zijn. Wildgroei is onverzorgdheid en onbezorgdheid, het aftandse van het onderkomen, de schuur voor het bewaarde goed. Ik houd er mijn geheimen niet meer droog. Met die fiets kan ik er van tussen.

Fijn als je beelden hebt te delen waar zo veel in te leggen valt, ieder het zijne of het hare. Er is zo veel ruimte in je sturende oog, terwijl het het ook lijkt te kunnen dwingen. Deze is heel sterk.

Kon ik weer vliegen gedragen door zorgeloosheid? Weet ik mij vleugels zonder was, harde pennen in de geprikkelde huid, stof te verbranden? Ik lach mijzelf maar uit.

Puinhoop

doet leven verstoffen, breken en verdwijnen
spoel het af en uit, het vuil, het leed, de waan
een dag niet gewild, deze niet, de volgende niet
een oneindig groot en lang misverstand
een schaduw van de uitbundigheid
verlaten in een wereld van geheimen

35

Het zijn altijd zaterdagen waarop de dingen komen en gaan.
Dit is buiten plaats en tijd.

De laatste keer op het ministerie aan de Plesmanweg voor Water in kaart? Uiteindelijk gaan ze van de muur en na de verhuizing komen ze niet terug. Voortschrijdende digitalisering.

@belverderrotterdam.nl – ik maak het goed met jou en die mailaccount en verder…