Leestekens

In een recensie van een gedicht van Gerrit Kouwenaar zet Gerrit Komrij de ‘moderne toeschouwer’ op tafel; die zou met een geschoolde blik naar kunst kijken en doorzien wat de maker beoogd heeft met zijn compositie en hetgeen deze wil suggereren, of impliceren.
Zo wordt een gedicht, een schilderij of beeldhouwwerk ontleed en is mogelijk die vaardigheid hebben, het doorzien van de kunst, een groot deel van het genieten ervan. Komrij lijkt daarmee te stellen dat een ieder die deze kunst niet verstaat een onderontwikkeld mens is.
Het zullen zijn lezers niet zijn geweest, of hij wilde niet van ze weten. Deze elite laat zich niet vervoeren door sentimenten, maar bejubeld het inzicht, het doorzien, het begrip, de metadata. Het is een onderonsje voor ingewijden, kenners, gelijken, althans, dat smeerde hij ze aan hun reet, het intellectuele echelon.
Weinig kans dus dat ik er iets van begrijp. Misschien niet eens wat ie nu werkelijk bedoelde te zeggen. Meer een terzijde, om zijn analyse én prijzen van het gedicht kracht bij te zetten, of om een kort verhaal lang te maken, of het juist te gebruiken om zijn eigen punt te kunnen maken. Dat is toch wat ik hier doe…