Taal & teken

Je moet het allemaal beleven, doormaken. Het gaat niet om het einddoel, maar de reis erheen, dat wat je onderweg meemaakt en ervaart. Het doel van het leven is niet de dood, alhoewel het onverbiddelijke einde, maar het te leven van seconde tot seconde, als je dat lukt. De moeite die het kost om (je van) ieder moment bewust te zijn is een wezenlijk aspect van het leven; bewustzijn mag dan een bijproduct der evolutie zijn, het is echter alles wat ons tot mensen maakt. Nu nog even omschrijven wat bewustzijn is…
Ik ban de fantasie uit, zet mijn dromen op papier en vervolgens in de kast; al te veel kleur in je leven zou het nog leuk gaan maken. Misschien is het weren van ‘het anders bewuste’ in eerste instantie niet verkeerd zolang het de uitgewerkte dromen van anderen betreft; ik dacht er een zuivere vorm van te gaan beleven. Simpel gegeven uit de psychologie: sensorische deprivatie.
Zijn er echter bedenksels van mensen die behoren tot een soort van collectief ‘anders bewustzijn’? Dat wat mensen gemeen hebben, net zo goed als hun fysiologie en de daaruit voortgekomen psychische overeenkomsten? Gelijksoortige angsten, driften, wensen, verlangens; ze zullen wellicht teruggebracht kunnen worden tot de al dan niet begrepen werkingen van de geest, zoals meer en meer te verklaren uit de kennis die we hebben van de opbouw van ons brein. 
Ik ga er vanuit, dat de huidige werking van de hersenen onlosmakelijk verbonden is met de rest van het lichaam. Als het ooit lukt een compleet zenuwstelsel over te plaatsen in een meer of minder geavanceerde machine, dan zal die grijze brei een geheel andere waarneming van de werkelijkheid opdoen, afhankelijk van de zintuigen die hem aangemeten worden. Is het een hij of een zij; kan het ontdaan zijn van enige seksualiteit?
Is seksualiteit de ultieme vorm van de wijze waarop wij ons lichaam beleven? Zijn andere manieren van fysieke inspanning en de uitwerking van de daarbij in gang gezette chemie op onze hersenen net zo, maar verschillend per handeling en per persoon, bepalend? De mens is geen mens te noemen zonder een lichaam van de huidige makelij. Dat kan evolueren. Niet onwaarschijnlijk door toedoen van de mens zelf; vervangende delen van geheel andere dan een biologische oorsprong geïntegreerd in ‘steeds minder mens’ creëren de cyborg. Een wezen met een zeer menselijke oorsprong en een bovenmenselijke vorm, want door de inspanningen van eeuwenlang samenwerkende geesten en de daaruit ontwikkelde wetenschap, vanuit de ‘menselijke natuur’ gemaakt van iets dat de mens zelf nog was, maar het mensdom uit der aard overstijgt.
Mij ontbreekt een bruikbare woordenschat; ik heb geen definities van de termen die ik inzet. De betekenissen zwerven langs de begrippen in mijn hoofd, die ogenschijnlijk niet de bedoelingen volledig omschrijven. Ze bestaan niet, of ik ken ze niet. Ik lees te weinig. Het hoeft niet slechts nonfictie te zijn; is dit niet het uitgesproken terrein van wetenschappelijk onderlegde prozaïsten, schrijvende getalenteerde denkers?
Ik doe al bijna een uur over dit stukje. Weer niet aan ‘het werk’. Niet thuis voor de uitgever of de uitdrukkerij. Bij de eerste is het te leuk, bij de laatste dreigt de sleur. Vannacht zat ik er in een computerlokaal met de nieuwe kleur geel uit de gang en doorzichten naar mediterrane kustlandschappen. Ik moet wegblijven uit dat deprimerende hok, die verveloze tent met dat grauwe vooruitzicht. Op de klok af.